Dinsdagnamiddag 14u. De grote kerk in putteke Stad opent weer haar deuren. Tientallen mannen en vrouwen slenteren naar binnen, met hun letterlijke en figuurlijke rugzakken, voor wat soep, koffie, lekkers, een momentje rust, in hun dak- of thuisloze bestaan. Sommigen knielen en slaan een kruis, trekken zich terug in gebed of in afwerend stilzwijgen. Anderen vormen groepjes landgenoten die elkaars taal spreken. Hier ga je zitten waar je wilt, je kunt babbelen over wat je wil. Gewoon zijn.

In dit universum klinkt aan de piano verderop in de kerk heel subtiel “Alpha” van Vangelis. Loflied op het universum. Gespeeld door onze door het leven getekende autodidactische musicus. Ik mag naast hem zitten en in verwondering de tederheid in zijn vingers, de zorgvuldige aandacht in heel zijn lichaamshouding zien. Bij deze man, die op andere momenten zo snoeihard kan uitvallen naar ieder die zijn muziek niet begrijpt. Of over andere manieren waarop hij zich respectloos bejegend voelt. Dan zou je schrik van hem krijgen misschien, er valt dan niet te praten, hij moet zijn gal kwijt. Diezelfde man dus.

Deze subtiele tijdloze klanken tillen me onwillekeurig op tot bovenin de kerkkoepel waar het zonlicht door komt. Ze doen me even de oorlogen vergeten, de rottigheid tussen mensen, en hoe lastig en pijnlijk het leven voor velen is. Even is er alleen dit loflied.
Als onze pianist even later een tas koffie gaat drinken vertelt hij dat hij ooit las in een partiturenboek van Chopin, dat die erbij geschreven zou hebben: je moet mijn muziek zingen en dan begrijp je die pas. En dat hij dat sindsdien doet en daardoor beter is gaan spelen.
Het universum zingt even in harmonie als hij speelt. Ook al zijn sommigen daar telkens geërgerd over zijn ongevraagde spel. Ook al raakt er zoveel niet opgelost en blijft er zoveel ongerijmd. De tederheid van een zingende ziel in een ruwe bolster zet even alles in een zachte warme gloed.

Dank je wel.