100 doden bij een zoveelste bombardement. Een presidentskandidaat die aanmoedigt tot oorlog. Toenemende maatschappelijke kloven en crisissen. Boze boeren, zieke natuur, giftige lucht, kapotte aarde, stijgende zee. Mensen die op straat belanden. Eenzaamheid die ondermijnt. Hulpverlening met wachtlijsten. Goede mensen met burn-out.
Het web van wanhoop weegt. Zwaar. Donker.
Ik fiets naar één van mijn werkplekken met dat alles als een loden bal in mijn buik. Fietsend laat ik soms mijn tranen lopen. Het valt toch niemand op en de wind streelt ze weg. Ergens op mijn route moet ik door een trekgat tussen gebouwen, waar de wind dubbel zo hard doorheen jaagt. Symbolisch voor het leven buig ik mij tegen die forse wind in, staand op mijn trappers. Aan het einde van die tunnel zie ik een jongetje van een jaar of zes aan de hand van zijn papa. Hij huppelt. Wat lief, voel ik. Een vleugje zachtheid. Ik denk er al verder fietsend over na: dat zie je niet zo vaak, huppelende kinderen, of wel? En, alsof het universum mijn gedachten hoort, geloof het of niet, zie ik vijftig meter verder een meisje van een jaar of vier aan de hand van haar mama ook huppelen.
Ik vergeet Trump, Rafah en alle zwaarte even en glimlach.
Zo komt er ruimte in mij om de vogels op te merken die, boven het stadsgewoel uit, hun lentezang aanheffen. En ik zie nu ook de voorzichtige knopjes aan de bomen. En een streepje zon door de wolken.
Het klinkt cliché, maar dit stemt me wel tot nadenken. Hoe houden we het leven en de wereld anders uit als er geen lichtvoetigheid is en muziek en schoonheid?
De heilige dans van het leven, noemde de 14de eeuwse Perzische dichter Hafiz dat. En hij bad: “God, maak mijn voeten vrij van alles wat verstrikt, bevrijd mijn ziel dat we kunnen dansen en dat ons dansen aanstekelijk mag zijn.”