“Hebdegij een safke voor mij?”, vraagt hij in het kerstonthaal van ‘t Vlot aan een andere gast. “Nee man, ik ben dakloos.” Ik betrap mezelf erop dat ik schrik. Natuurlijk komen er naast thuislozen (mensen zonder convenabel onderkomen) ook mensen zonder ook maar enig onderkomen, letterlijke straatbewoners, in ‘t Vlot. Maar bij alle gezelligheid, lekkers en vrolijkheid van dat moment die ons in een feestroes zou kunnen brengen, moet dat zinneke me terugbrengen bij de realiteit. “Ik ben dakloos, ik heb zelfs geen sigaret of niks.” Ik bekijk de man en zie het niet aan hem. Dat kan. Je waardigheid bewaren is een hele kunst.
Een paar uur later overkomt me het nog eens, maar dan in het kerstfeest in onze Jongerenwerking. Ik sta naast een jonge jongen tegen de radiator te kijken naar de kerstgezelligheid. Hij blijkt geen Nederlands te spreken, ahnee, hij is nog maar net in België. “I have no place to stay”. Mijn maag draait zich om van onmacht. Ons team doet alles wat het kan voor elke jongere, maar de opvang-, woon- en hulpcrisissen zijn gigantisch.
Daar sta je dan met je kerstgevoel.
Alhoewel. Net dat brengt je middenin het verhaal waar het over gaat. Het is bijna cliché geworden, in de kerken kennen we het maar al te goed, dat ene zinneke: “geen plaats in de herberg”. God werd mens in dakloosheid, ontworteling, precariteit. Buitenslapers waren zijn eerste kraambezoek, een exclusief engelenkooroptreden had hen zover gekregen om het toch maar daar te zoeken, dat teken van goddelijke liefde, in het hol van pluto.
Ik schrijf er niet vaak over, over God. Alleen als mensen in de rottigheid mij de betekenis van God vandaag laten zien. Al is het met een zinneke als een klap in je gezicht.
Godzijdank worden er vandaag hier en daar stallen omgebouwd tot herbergen om met de ongeherbergden te leren wat echte herbergzaamheid is. Warmte waar pijn mag zijn. En waar een betekenisvol stilzwijgen, een blik van “ik heb je gehoord, ik zie je”, een hand op de arm, een zachte knuffel als het mag, belangrijker zijn dan die heerlijke soep en taart. Eventjes wel de warmte die ons tot mensen maakt. En die er elke dag blijft, zodat zo’n herberg zelfs een beetje thuis kan worden.