Ik moet even iets ophalen, een klein blokje om. Daarbij passeer ik twee mannen die samen op de grond voor een huis zitten. De ene zegt tegen mij: “Goedemorgen!” nog voordat ik dat zelf al kan doen en opgewekt groet ik hen beiden terug. Zo kruist mijn blik ook die van de tweede die er met zijn blikje bier in de hand niet heel helder uitziet. Toch word ik vrolijk van zo’n momentje contact.
Twee minuten later passeer ik hen terug op mijn weg naar huis – maar … ik zie een heel ander tafereel. De goedemorgenwenser ligt languit over de stoep, wild te schokken, terwijl de ander stevig zijn hand en pols blijft vasthouden. “Oei!”, haper ik, “wat is er aan de hand, mijnheer? Een epileptische aanval?” Die mijnheer van het bierblikje kijkt nu alert uit zijn ogen. “Ja, ik ben me rot geschrokken! Maar nu u het zegt, het zal wel epilepsie zijn, ja!” “Heeft u dat wel eens bij iemand meegemaakt?”, vraag ik. “Ja”, zegt hij, van anderen wel, maar nooit bij hem.” Het geschok wordt minder hevig, gaat over in een soort gerochel. “Kijk”, zegt zijn kameraad rustig terwijl hij onverminderd zijn hand blijft vasthouden, “het ergste is al voorbij.” “Kan ik iets doen?”, vraag ik. “Hier om de hoek is een medische dienst”, vertel ik nog. “Dank u wel, mevrouw, u hoeft niet te blijven, het komt goed”, knikt hij geruststellend. Ik wens hem nog sterkte en begrijp de hint: laat ons maar, we redden ons.

Wat is helpen?, vraag je je soms af. Wat helpt voor mensen in precaire situaties? We noemen ze “kwetsbaren”. Die “hebben hulp nodig”. Maar hulp is in elke situatie iets anders en kun je nooit voor een ander bepalen. Kennelijk was hier gepaste hulp: die kameraad die erbij bleef. Stevig en rustig. Dan hoeft een derde niet tussen te springen om te redden of zo. Mensen weten vaak zelf wat nodig is, en houden het letterlijk en figuurlijk graag in eigen hand. Soms help je dan als derde het best door niet meteen voorbij te rennen, aandacht te hebben en over te laten. Want die aandacht, die leek toch wel deugd te doen. Aandacht helpt.