Week van het jaarlijkse Bach Festival. Op illustere plekken in deze cultureel hoogstaande stad wordt de onovertroffen Bach ten gehore gebracht voor publiek dat het zich kan veroorloven.

In een andere kerk komen tweemaal per week mensen zonder dak of deftig thuis binnenwaaien voor een gratis koffie, voedzame soep en aandachtvolle babbel. Elke week van het jaar is ook daar Bach te horen. En Händel. En Mendelssohn. En Enio Morricone. En de Beatles. En Franse chansons. Live. Op piano en op het kerkorgel. Allemaal uit het hoofd. Het hoofd en de handen en het hart van een thuisloze, die het zichzelf allemaal geleerd heeft. Een wandelende muziekencyclopedie. Maak hem niks wijs over de meest technische uitleg van diverse stukken. Hij legt het je graag uit. Als je luistert.

Luisteren, dat leer je daar wel. Luisteren naar veel frustratie. Pijn. Onmacht. Wereldwijsheid. Levensfilosofieën. Overlevingskunst. Met rauwe randjes. Gelardeerd met straffe anekdotes, een hoop sterke verhalen, flauwe grappen en Antwerpse zwans. Veel frustratie over instanties waar tegenaan gelopen wordt. Over relatiebreuken. Teleurstelling in mensen. Omzwervingen. Oude passies en vroegere jobs. Vergane en bevochten dromen.

En over dat alles heen dan die intense balsem van Bachmuziek. Je ziet op die momenten iedereen rustiger worden. Zachter. Echter.
Dat is voor mij dan toch het ware Bach Festival.