Je lijkt gewoon. Je functioneert. Je lacht, je zwanst, je doet, je zoekt contact. ‘Nen toffe, vinden mensen jou. Soms niet helemaal te peilen, maar soit. Een groot hart, dat wel en dat is zo tof aan jou. Jij zit precies goed in je vel, het leven zit je mee.

Niemand vermoedt jouw binnenkant. Hoe elke nacht een kwelling is en elke morgen opstaan een grote overwinning. Hoe bang je bent om onder de mensen te zijn, hoe anders je je dan voelt. Hoe hard dingen aankomen, hoe moe je bent. Doodop. Je houdt het leven maar net vol. Vaak zou je willen dat het stopt. Die pijn van binnen. Die woede. Dat verdriet. Door niets of niemand te lenigen. Enkel soms een beetje te verdoven, maar altijd maar efkes.

Je houdt het allemaal voor je. Mensen kunnen er niet mee overweg, heb je gemerkt. Met trauma’s. Met het leven als één grote worsteling. Nee, doe maar gewoon.

En nee, je bent lang niet de enige, dat weet je ook wel. Er is veel kindermishandeling, veel verwaarlozing, veel mensen die moeten vluchten en van alles gezien hebben, veel armoede ook, in allerlei vormen. “Ik mag niet klagen”, zeg je dan. Dus doe je dat ook niet. En al die andere “andere” mensen, daar kun je zelf ook niet bij en zij niet bij jou. Zo gaat dat. Trauma maakt eenzaam.

Heel soms is er een kort moment van herkenning. Op tv, in een interview, als je een ander iets hoort vertellen. Anderen zijn even anders als jij. Je bent daar niet alleen in. Toch maar doordoen dan. Het moet mogelijk zijn, leven met trauma en al.

Hulde aan al wie dit herkent. Ween soms maar ‘s goed. Wees gerust boos. Erken je pijn. Het is allemaal deel van jou. En wees fier op jezelf dat je er nog altijd bent. Misschien ben je ongeweten een lotgenoot tot troost.