Al jaren. Elke week. Uren aan een stuk. Zeven tot tien gesprekken. Aan de telefoon. Met bekenden en onbekenden. Mensen met wie het goed gaat, maar ook mensen voor wie het leven niet meer hoeft. Klapkes over handwerken en koken, het weer en gezondheidsklachten, en ja, tussen de regels of uitvoerig soms over dat vaak ondraaglijke leven. Pijn, eenzaamheid, relatiebreuken, slechte behuizing, hoge facturen, moedeloosheid. En al babbelend toch wat meer lucht, een kwinkslag, een dikke merci. En “bel je volgende week terug? Ik zit bij de telefoon zene, ik reken op u!”

Bezoekjes per telefoon zijn dit. Uw huis moet niet opgekuist zijn, ge moet u niet generen voor de rommel of de schimmelplekken of da ge geen koekskes in huis hebt. Maar ge zij efkes ni meer alleen, er is een mens aan de andere kant van de lijn die aan u denkt. En aan u blijft denken. Zolang als ge wilt. Ge zij niet afgeschreven. Wat dat doet, mens! Kijk wat er soms gebeurt: misschien durf je dan toch ‘s uit uw jarenlange schulp te kruipen om bij het Kerstfeestje mee aan te schuiven. Of u door de riksja van Hallo Vélo te laten komen uithalen. Er is zelfs iemand die zijn thuisbegeleiding heeft durven stopzetten: niet meer nodig, hij ziet het weer zitten.

Wonderen doet dat. Die trouw. Die babbel, gewoon in het Antwerps, over wa da ge allebei kent, verstaat van mekandere. Ge hebt daar allebei deugd van. Een held weet niet dat hij of zij een held is, die doet da gewoon vanuit het hart. Het zijn anderen die applaudisseren, maar pak het jou niet af, want ge krijgt er veel voor terug. Iets om naar uit te zien, iets kunnen betekenen, kunnen uitwisselen.

Allemaal waar. Maar ze doen het toch maar. Onze helden van het Telefoonbezoekje. Al jaren. Elke week. Uren aan een stuk. Elkaar niet loslaten zolang je dat allebei fijn vindt. Dat is het. Mensen, niet loslaten. Bravo.