“Ik heet Mike”, zei hij trots tijdens één van onze eerste en vele babbels. Midden in zijn verhaal over waarom hij al even trots was dat hij als ongewilde straatbewoner met een rugzak propvol tegenslagen en een zeer lijf toch principieel van de drugs en de alcohol af bleef. “Mike, dat komt van Michael”, vulde hij aan, “een aartsengel. En mijn achternaam is Arends en komt in de Bijbel voor: God draagt mij op arendsvleugels. Ik ben een kind van God. Maak je geen zorgen om mij, ik kom overal doorheen.”

Drie dagen geleden kwam ik hem tegen voor mijn deur toen ik mijn huisvuilzak ging buitenzetten. Hij passeerde juist en hij zag er heel anders uit dan de week ervoor toen hij de wanhoop nabij was door zijn spierziekte en heel de shit. Nu zag hij het weer helemaal zitten: zijn vriendin zocht weer contact met hem. Misschien zou hij weer kunnen gaan werken en dan toch iets kunnen huren om te wonen, want dat hing allemaal samen, legde hij uit. O wat was ik opgelucht samen met hem over dit sprankje nieuwe hoop en vooral moed. “Kind van God, weet je nog”, zei hij, en natuurlijk zeverden we nog wat, want dat doe je als er een pak van je hart valt. “En als het me toch niet meer gaat,” kwinkslaagde hij, “ik weet je nu wonen, haha!” “Oeps”, dacht ik nog bij mezelf, maar ik zag in zijn ogen dat hij het plagerig bedoelde. De volgende dag kwam ik hem nog ‘s tegen en ook toen was het zeveren en zwansen niet van de lucht. Toen ik doorfietste dacht ik nog: “ik hoop dat ik nu niet te hard gezwanst heb. Maar nee, hij kan er wel tegen.”

Het was de laatste keer dat ik hem gezien heb. Mike is dood. Gisterennacht gevonden in de fietsenstalling van Antwerpen-Centraal, op het beton. Alles in mij vloekt. Mike, jij die alles had doorstaan, jij die altijd weer overeind krabbelde, jij die je sterkte aan je namen en je kind van God wist, is dit nu hoe je moet eindigen. De stad is niet meer hetzelfde zonder jou. En zonder al die 46 andere straatdoden al dit jaar. Ik wil je niet eens “straatdode” noemen, dat voelt jou onwaardig. Je blijft heten zoals je heet, met goddelijke namen. Godzijdank zijn er arendsvleugels en aartsengelen die jou altijd hebben gedragen en nu naar Huis. Geen spierziekte meer, geen dreigende rolstoel op je 45ste, geen shit of vernedering. Thuis. Bij de God van de ontheemden bij wie je kind aan huis mag zijn.

Ik vergeet je niet.