Ik kom hem weer tegen in de supermarkt. Dat is al vaker gebeurd. Nu was het efkes geleden. Er is ondertussen wel wat voorgevallen, vertelt hij meteen. Tussen de mayonaise en de maïs in blik praten we bij, hij met zijn mandje, ik met mijn kar. Ik schaam mij opeens voor wat ik daar zomaar in heb liggen. Hij ziet wat ik heb en vraagt hoe die tempeh smaakt. “Als een schoenzool”, schater ik mijn schaamte weg. Dan vertelt hij over zijn moeder. Hij heeft haar gesmst dat hij haar haat. Ik merk dat hij zich daar verscheurd over voelt. Ik denk aan zijn eerdere verhalen, over ellende thuis. Ook nu had ze weer wat gezegd wat hard aankwam. Hij port me aan en zegt: “Jij hebt toch kinderen, zou jij zo doen als moeder?” Ik let op mijn woorden. Wie ben ik om het beter te weten. Ja, ik ben moeder en weet verdorie wat onmacht is. En ik ben ook kind van mijn moeder en weet hoe ingewikkeld dat kan zijn. Ik antwoord hem eerlijk als mezelf en we vergeten de tijd. Een winkelbediende komt op ons af: “zal ik er nog een koffieke bij halen?” “Graag!”, kwek ik onnozel. Maar oké, we zullen elkaar nog wel tegen komen.

(Foto: Seth Doyle, Unsplash)