“Wacht, mevrouw, ik zal nog even uw tafel en stoel afkuisen. Ja gaat u maar zitten.” “Wat een zalig weer nu. Vanmorgen was het nog koud.” “Ik moet straks naar de dokter.” “Wat gaat u vanavond eten? Ik puree.” “Mijn kindje wordt ‘s nachts veel wakker.” “Ik heb een thermische onderbroek gekregen, ik heb die nu aan.” “De Maya’s hebben de ondergang van de wereld voorspeld voor 2012, maar dat moest 2021 zijn.” – ja echt, zoiets komt er ook tussen. “Europa is kapot, bankroet, einde beschaving.” “De Armeense cultuur is al heel oud: 5000 jaar geleden hadden Armeniërs al schoenen.”

In kerkverband krijg ik soms de vraag: “wat is er eigenlijk christelijk aan wat je doet?” En “kan een buurvrouw of vrijwilliger dat niet evengoed?” Ik ben ook buurvrouw, ik ben vrijwilliger. Met fierheid en een dankbaar hart, want God zegene de vrijwilligers, de buurvrouwen en -mannen, de gewone mensen met welke blik op de wereld ook die onze samenleving maken. Alhamdulillah.

Jezus ging bij mensen aan tafel en brak het brood. En sprak de zegen uit. Tussen kleine en grote beslommeringen. Hij stak er niet bovenuit. En juist zo viel hij op. Bij het breken van het brood. Bij het breken van het dagelijks leven. Het brak hem zelf. Ons tot zegen en leven. En de wereld draaide door. En in het tafels kuisen en beslommeringen aanhoren en in het breken en delen is hij soms rakelings dichtbij. In de zwansklap, de schijnbare koetjes en kalfjes, de eindtijdangsten en de fierheid die rest. In al dat dagelijks brood.