Zet een kaars voor je raam vannacht. Of een teddybeer. Stuur deze virtuele knuffel naar al je contacten. Hang een laken uit je raam met “dank u wel!” en applaudisseer elke avond voor de zorg. Zijn we daarmee een warmere samenleving geworden? Is dat solidariteit?

Wat helpt het als je teddyberen en kaarsvlammetjes enkel van buiten de ramen kunt bekijken, zij het met een “attest van niet-huisvesting” op zak, zodat ze je tenminste niet kunnen beboeten dat je je niet aan de nachtklok houdt? Wat helpt het dat je twee “knuffelcontacten” mag ontvangen als alleenstaande, als je werkelijk alleen staat? Wat heb je aan een zoveelste zoetige GIF met sterretjes en uitgesleten woordjes die iedereen al krijgt, als je tenminste internet hebt?

Wat helpt het? Dit is een verzuchting. En een vaststelling. Een aanklacht. En daarmee ook een echte vraag. Bij alles wat ik doe, wil ik me dat afvragen. Wat helpt het? Niet dat ik dat ooit echt kan weten. Maar ik wil het me op z’n minst afvragen. En er anders mijn levieten niet aan verspelen. Cynisch?

Ik fiets door de donkere stad, het regent en waait onherbergzaam. Binnen in prachtige herenhuizen springt de gezelligheid me naar de keel. Gezinnetjes rond de eettafel. Kaarsjes op de vensterbank. En even voel ik mij net het meisje met de zwavelstokjes. De kloof is groot, de onherbergzaamheid is moordend. Daar is niets sentimenteels aan.

Niet-huisvesting, alleenstaande zijn, je kapot werken in de zorg – dat verdient meer serieuze solidariteit dan zoetigheid. Meer echte hulp dan lapmiddel. Als we ons daar samen voor blijven inspannen, zouden dat niet echte lichtpuntjes kunnen zijn?