Hij belt me regelmatig op en ik hem. Den Eddie (fictieve naam en enkele feiten ook onherkenbaar gemaakt). Ik ontmoette hem een paar jaar geleden zomaar op een pleintje hier in de Seefhoek, waar we direct in een diep gesprek belandden. Eddie is what you see is what you get. Geen blad voor de mond. Maar een peperkoeken hart waar al heel vaak op getrapt is in zijn 66 jaar. Eddie is nog niet echt oud, maar staat wel stijf van de pijn. Een arbeidsloopbaan van keihard werken, zakken van vijftig kilo en zo, zijn lijf finaal kapot. Maar den Eddie trekt zijn plan, allee zo goed mogelijk.

Juist daarom, omdat hij gene loemperik is, is den Eddie vaak boos. Dan belt hij mij en moet hij weer zijn gal spuwen. Over zijn begeleider die niks voor hem doet en zijn dokter waar hij zo lang op een afspraak moet wachten en over zijn familie die hem niet meer beziet, maar zijn stokoude ouders die hij zelf niet kan laten vallen. Aan het eind van zijn tirades daalt zijn stem en hartslag en ben ik altijd weer “zijn vriendin”.

Vanmiddag was het ook weer raak, en kwamen er ook de Turken en Marokkanen bij in zijn jammerklacht, “die vremden” waar wel alles voor gedaan wordt maar niet voor ons eigen volk. Ik laat hem spuien. Ook dat gevoel is wat het is, een gevoel van in de steek gelaten worden. Daar moet je niet tegenin gaan.

En zowaar, ook nu weer verandert zijn toon vanzelf, en na amper vijf minuten na zijn haatpraat over de vreemdelingen komt er ineens een verhaal uit over zijn overburen. Marokkanen. Ze hebben een winkel en als hij komt, komen ze hem altijd helpen bij zijn “komisjes” (boodschappen). En enekeer was hij gevallen op de stoep voor de winkel en echt waar hè, drie Marokkanen zijn hem komen oprapen en hebben hem voorzichtig naar zijn huis gebracht, deur open, hem geïnstalleerd in zijne zetel en drie keer gevraagd of het echt wel ging, of ze niet iemand moesten bellen, enzoverder. “Echt waar hè, van de vremdelingen hebde meer vriendschap dan van u eigen volk.”

En zo eindigt ons gesprek uiteindelijk weer met een glimlach.