Stel je voor. Je bent alleenstaande moeder uit een land ver van hier. Wat heb je allemaal al meegemaakt. Nu sta je er alleen voor, met je kinderen. Je hebt de taal geleerd. Je verzorgt je. Je houdt je flink voor je schattige kleuterdochtertje. Je draagt een mondmasker, ontsmet je handen, houdt je meisje voortdurend in het oog dat ze niets in haar mond steekt of vuil maakt. Je hebt je fierheid.

Mensen zouden het niet vermoeden als ze je op straat tegenkomen, maar je realiteit is dat je wekelijks je boodschappen moet gaan doen in de sociale kruidenier. Aan de andere kant van de stad, met de metro. En nog een stuk te voet, via een omleiding want er zijn werken. Mensen zien ook niet aan je dat je lijf kapot is, stijf staat van de pijn. Maar je doet het. Want de kinderen en jijzelf moeten toch eten. En dat eten is te duur in de gewone winkel. Nu nog meer in coronatijd. Je moet elke eurocent omdraaien. Werken gaat niet, met dat kapotte lijf van je en als alleenstaande moeder van andere herkomst. Wat moet je doen.

Gelukkig bestaan er caddy’s. Grote boodschappentassen op wielen. Je hebt net een nieuwe moeten kopen want de vorige was bezweken onder het wekelijks gewicht van pakken melk, groenten en wat een gezin al niet nodig heeft. Dat gewicht wordt er niet minder op, want je kinderen groeien snel. Je puberzoon zit al met zijn hoofd in andere wolken.

Het is weer maandag. Je hebt je weekvoorraad weer bij elkaar, met veel moeite in die caddy gepuzzeld, nog een plastiek zak erbij gevraagd voor het brood en de tomaten. “Tot volgende week”, zeg je met een dappere glimlach bij het buitengaan. Maar vijf minuten later sta je weer binnen. Je nieuwe caddy heeft het ook weer begeven. Het plastieken wiel is gekraakt. En je toch al pijnlijke pols ook. “Mevrouw, wat is het adres hier? Ik moet een taxi bellen. Nee, ik heb niemand die mij kan ophalen.”

Stel je dat eens voor. Hoe cynisch kan het worden. Een taxi moeten laten komen naar de sociale kruidenier omdat je niemand hebt.

Je breekt. Je huilt. “Ik had zo goed mijn best gedaan met mijn geld.” En je herpakt je. Het glas water dat je aanneemt is voor je dochter. “Ja, schatje, mama is sterk voor jou.” Je neemt je voor: misschien toch eens horen over die taxicheques waar je van gehoord hebt. Het komt goed. Dat moet.

De taxi arriveert. De chauffeur is een engel. Vol meegevoel tilt hij de kapotte caddy in de koffer en stelt hij je gerust. Je dochtertje zit als een prinsesje in die glanzende mercedes. Je zit met rechte rug naast haar, want je waardigheid gaat met je mee. Twee prinsessen voor eventjes.

Stel je dat eens voor.