Kan een vlot veilig zijn? Als je leven schipbreuk lijdt en je verloren ronddobbert zonder houvast, wel. Als je je op welke manier dan ook uit de boot voelt vallen, tussen wal en schip. Of als je je, anderszins, in de containerschepen en luxejachten van de maatschappij niet meer voelt of wilt passen, ook. Een vlot, daar kun je ook zo weer van af springen als je wilt. Die veiligheid.

Zo kwam er in de Vlotkerk, corona-onthaal voor dak- en thuislozen (en ook na coronatijd hopen we dit nog in de kerk te mogen blijven doen), laatst zomaar iemand binnenwandelen. Net als iedereen vroeg ik hem, eerst zijn handen te wassen. Dat woordje aan hem gericht was genoeg om zijn verhaal eruit te gooien. Hij is niet bepaald dakloos, zo bleek. Woont geriefelijk in een provinciestadje op den buiten, maar had uit verveling lukraak een trein genomen naar Antwerpen en wandelde nu deze kerk binnen. “Ik ben van mijn geloof af gevallen”, wierp hij me voor de voeten. “Heb internationaal politiek werk gedaan, gevolgen van oorlogen gezien, misbruik van religie … ik heb het ermee gehad.” Ik hoor hem aan, beaam hoe vreselijk dat allemaal is, probeer me zijn leven voor te stellen. Zijn nachten, waarin de beelden hem niet loslaten. “Ik heb vlak voor corona een zware operatie gehad en moet nog altijd herstellen”, vertelt hij verder en hij schiet vol. Een grote man, met positie misschien, in tranen, hulpeloos bijna. “En nu wandelt u hier toch zomaar een kerk binnen”, zeg ik zachtjes. “Ja, dat had ik van mezelf niet gedacht”, beaamt hij. “Mag ik u een lichtpuntje meegeven?, probeer ik schoorvoetend. “Hier gebeurt in de naam van God wèl iets moois.” Ik leg kort uit wat we hier doen. “Ja, dat zie ik”, zegt hij. “Dank u wel.”

Hij haalt diep adem, kijkt rond in de kerk en vooral naar boven, waar het zachte licht binnen valt op de mensen die er zijn. En wandelt dan zomaar weer naar buiten.