Stel, je bent 100 jaar en je leven zit erop – met wie zou je nog een eitje te pellen hebben? Welke rekeningen heb je nog te vereffenen, welke boodschap wil je nalaten? Zo lazen we samen het volgende verhaal in de Bijbel (1 Koningen 2), vol met namen waar je over struikelt en die we zelf weer even moesten opfrissen: over wie gaat het ook alweer? Maar de oude man was niets vergeten.

De koning “naar Gods hart” (David) heeft zijn laatste hoofdstuk bereikt. Zijn zoon (Salomo) zit al op de troon. Tijd voor een vader-zoon-gesprek. Vader laat een zware erfenis na. Allerlei mensen uit zijn leven zouden nog gestraft of beloond moeten worden. Zoonlief mag dat opknappen. Sterfbedbeloftes kunnen serieus doorwegen. De zoon zal later beroemd worden om zijn wijsheid. Pa doet daar een beroep op: je zult zelf wel weten hoe je dit het beste aanpakt. Doe het maar hè.

Straffen, daar houden we niet van. Maar we herkennen wel indirecte manieren van straffen in families: er niet meer tegen praten, negeren, niet vermelden op de doodsbrief, … En belonen? Bedanken?, waardering uiten? “Dat is soft, dat doen wij niet in Vlaanderen”, weet iemand. Pas als iemand dood is, wordt hij of zij bewierookt. Dat David in dit verhaal deze opdracht aan zijn zoon geeft voor na zijn dood, is eigenlijk hetzelfde: indirect. Het is allebei ambetant om te doen: mensen rechtstreeks laten weten wat je wel en wat je niet fijn vond. We zijn er vaak net zo onhandig in als deze roemrijke koningen in ons verhaal.

Is dat jammer of is dat nu eenmaal zo? Weer veel om over na te denken…