We gaan bij hen op bezoek, stagiaire Leonie en ik. Bij één gezin treffen we de oudste en de jongste aan, en de mama. We horen weer een aflevering van hun eindeloze verhaal.

Ze hebben het niet breed, de vluchtelingengezinnen in onze transitappartementen. Net als veel mensen in ons land komen ze allerlei kafka-toestanden tegen: bizarre regels en beperkingen, administratieve fouten, achterstallige uitbetalingen. En dan die grote dikke muur die wooncrisis heet. Zeker voor grote gezinnen is die muur dik en hard.

En ze hebben al veel meegemaakt: oorlog, vluchten, discriminatie in het buurland, nog weer vluchten, altijd maar vreselijk nieuws over hun land van herkomst waar hun familie nog woont. En al die stress hier. “Integratie” is een lange weg vol hindernissen.

Eerlijk gezegd stel ik me wel eens de vraag: ben je als groot gezin dan niet nog slechter af? En dan kom ik bij hen thuis. De grote jongen maakt thee voor ons en vertelt. Mama en kleintje komen thuis van de dokter. Met het kleintje komt de zon binnen. Hij lacht, hij danst op youtubemuziekjes, trekt grappige gezichtjes.

Het verhaal van de grote jongen is eerlijk. Over wat er allemaal moeilijk gaat. Maar ook over wat zijn streefdoel is. Hij is eerst naar België gekomen toen hij 16 was, helemaal alleen. Toen een tijd later zijn hele ouderlijk gezin overkwam met gezinshereniging, had hij de handen vol en schoot zijn studie er bij in. Nu een andere studie. Dan nog werk vinden. Maar hij zet stug door. Hij laat zich niet doen. “Mijn doel is bereikt als mijn ouders en broers en zussen een huis gevonden hebben. Dan kan ik zelf verder.”

Wat een schatten.