De dag na de verkiezingen. Het gonst in alle mogelijke gesprekjes en in vele hoofden. Zwarte zondag, noemen sommigen het. Anderen zijn juist blij met de uitslagen. Of cynisch zoals altijd: “het zijn toch allemaal zakkenvullers”.

Op maandag gaat het leven ondertussen door zoals het is. Wat ze aan de top ook bevechten en beslissen, er moet wel weer huur betaald worden, er is weer geen geld voor de dokter, er is een brief toegekomen met een administratieve fout erin waar je weer achteraan moet gaan, en er moeten kinderen worden opgevoed. En die zorgen komen allemaal samen in de wachtruimte van de sociale kruidenier. Zorgen en frustraties. Niet gek dat de gemoederen vaak verhit raken. Heftige ruzies over wat eigenlijk, plotselinge stemverheffing, mensen blijven maar luidkeels roepen tegen elkaar of tegen de ijle ruimte. Er is een moment van luisteren en kalmeren en er is een moment van negeren en blikken van verstandhouding. Een enkeling zegt: “zo gaat het nu zo vaak hier en ik begrijp het niet, we hebben toch allemaal problemen, je moet niet roepen als er mensen hun best voor je doen.”

Aan de lunchtafel zakt de ongelooflijke medewerkster die al deze brandjes weer heeft kunnen blussen uiteindelijk onderuit en ze zucht lachend: “het menselijk brein is ondoorgrondelijk”. Even later vraagt ze mij of ik hier mijn draai kan vinden. Ik voel bij mezelf en herken in haar het geheim: leren omgaan met onmacht en ondoorgrondelijkheid en er bij blijven. Je weet niet wat er allemaal meespeelt.

We kunnen maar hopen dat ze aan de top het mensen niet nog moeilijker zullen maken.