Een paar uur bij mensen mogen zijn waar zij zijn. Waar ze gewoon “onder de mensen” willen zijn. Waar ze wachten op hun beurt voor praktische hulp. Of gewoon komen koffie drinken.

Ik mag elke mens in de ogen kijken. Ik zie verschillende persoonlijkheden en gevoelens. En vaak ontspint zich een gesprek. Van het weer naar de contacten hier naar vroeger naar het eigen levensverhaal. Dat komt er best vlot achteraan als je goed luistert. Dat levensverhaal ligt als het ware net onder de oppervlakte. En dat is niet vreemd als je je realiseert dat deze mensen door veel omstandigheden en tegenslagen zijn aangetast, afgebrokkeld, afgebroken, soms met de grond gelijk gemaakt. Armoede, vernedering, mishandeling, miskenning. Behoedzaam betreed ik hun grond. Mijn luisterend hart is een kwastje zoals van een archeoloog: ik delf voorzichtig op wat er ligt. Soms onder stof, versteend, verhard. Maar ik vind schatten. Want in elk verhaal komt ergens wel een goudklompje voor, een waterbronnetje, een edelsteen. Iets wat hun ogen doet glanzen. De poezen. Tuinieren. Humor. Levenslessen.

Onder de indruk en opgetogen als een schatdelver fiets ik na zo’n dag naar huis.