Je kunt er niet meer naast kijken. Er manifesteert zich van alles. Wereldwijd. Bewegingen van protest. Tegen sociaal onrecht, tegen dictaturen, voor vrouwenrechten, voor het klimaat.

Manifestaties roepen reacties op. Hevige reacties. Vurige sympathie, maar ook bijtende antipathie. Zolang bewegingen onder de radar blijven, gaan we ons gezapige gangetje. Maar als protest manifest wordt, komt er ook tegenreactie. Onbehagen. Vijandelijkheid zelfs. Wat is dat toch? Als je opkomt voor iets waar je in gelooft, ontmoet je bakken cynisme. Vaak niet op de inhoud maar op de mens. Klimaatjongeren zijn verwende spijbelaars. Zoals ook gelovigen pedofielen en extremisten zouden zijn. Is het zo onmogelijk om te geloven in oprechte goede wil? Voelen proteststemmen aan als beschuldigingen die met tegenaanvallen de kop in gedrukt moeten worden? Willen mensen met rust gelaten worden?

Ik blijf ervan dromen dat uiteindelijk alle mensen een betere wereld willen. Hoe, daarover kunnen we verschillen. Maar laten we toch de handen ineen slaan. Mani-festatie – ik hoor daar iets Latijns in van: handen versterken. Alleen dan is er hoop. Mani-feste hoop.