Ik ben er weer. In ‘t stad. Even weg geweest. De stilte opgezocht, natuur, een beetje comfort, even alleen zijn. ‘t Stad kan overweldigend zijn. Al te prikkelend. Ik kan ontsnappen, ik besef het. Maar mijn opdracht en mijn bezieling is: present zijn. Met al mijn zintuigen. Om dat te kunnen, moet je soms even weg gaan. En terug komen.

Present. Mijn zintuigen zijn weer aangescherpt. Staan weer helemaal open. En opeens valt me de koude wind op. O winterwind, ben je daar weer? Wat ben je onbarmhartig. Wat ga je veel mensen er weer van langs geven. Op hun kartonneke weetikwaar. In hun huis vol kieren zonder chauffage.  Ik zie … hoe straten leger en donkerder worden. Eenzamer. Ik ruik … de vorst, de riool, het afval. Een vleugje eten hier of daar. Ik hoor … koranverzen, lang gerekt gezang. Een stofzuiger, want de kindjes hebben weer zoveel vuil gemaakt.  In de stad is er continu lawaai.

Ik stop en onderga, neem in mij op, voel. De stad die naar de nacht en de winter gaat. Straks kruip ik in mijn warme bed. O onbarmhartige winterwind, wie geef jij er ondertussen van langs? Stad, waar ik zo van hou, wie durf jij warmte te bieden?

(Foto: Brandpunt 23)