In mijn vorig levenshoofdstuk was ik dominee van de protestantse kerk in Boechout. Daar kwamen elk jaar zo’n tien schoolklassen van de eerste graad middelbaar op “kerkenbezoek”. Honderden jonge pubers vol nieuwsgierige vragen. Zo vonden ze het keicool om mijn ambtsgewaad te zien. Een toga. Onmiddellijk herkenden ze dat als het kleed van een advocaat. Als ik hen dan liet raden waarom een domineestoga daar zoveel op lijkt, hoorde ik meermaals het antwoord: “omdat u opkomt voor mensen”. Een prachtig antwoord vond ik dat altijd.

Nu mag ik dominee zijn in ‘t stad, onder mensen van wie de rechten vaak in de knel komen. Niet dat ze niet voor zichzelf kunnen opkomen trouwens. Maar ze hebben al zo veel meegemaakt dat je daar op den duur moe van wordt. Deze week was het weer bijeenkomst van werkgroep Verzet-Je. De naam zegt het. Het ging even over de komende gemeenteraadsverkiezingen en over grote stadsprojecten waarbij verenigingen van mensen in armoede om hun ideeën wordt gevraagd. Maar de reacties waren vermoeid en cynisch. “Ze beloven altijd maar, maar ze luisteren toch niet naar ons.” Ik: “Komaan mensen, zelfs als ze niet zouden luisteren, blijf ze wel ambeteren hè. Ze moeten blijven horen dat jullie er zijn!” Kennelijk kwam dat er zo gedreven uit, dat het een reactie ontlokte: “Hoor, Petra is onze advocaat!”

Ik voel me op mijn plek. En dat kan ook zonder toga.