Onmacht is de grens waar niemand aan wil. Als je jong bent, kan alles. Als je kansen krijgt, krijg je alles voor elkaar. Als je iets heel graag wenst, moét het lukken. Vroeg of laat lukt iets niet en botsen we. Dat gebeurt. Veel mensen blijven in de luchtbel van illusies of in de modder van frustraties voortdoen. En als je kansen genoeg hebt, vind je altijd wel nieuwe levensdoelen.

Onmacht is alledaagse realiteit voor veel mensen. Het lukt maar niet om te studeren, een job te vinden, een betaalbaar huis, een goed lief, gezondheid, een beetje normaal geluk. Hoe je ook zoekt en probeert. Of het lukt even en het breekt zomaar bij je handen af.

Onmacht is dan niet alleen realiteit maar ook een wreed gevoel. Een monster, dat je in zijn greep houdt.

Voor wie kan meevoelen met anderen, is dat monster een vertrouwd huisdier. Je ziet het in de ogen van welzijnswerkers en vrijwilligers, van verpleegkundigen, leerkrachten en pleegouders. Soms komt het er even uit, in een zucht, een verzuchting. ‘s Nachts vliegt dat beest je naar de keel. Overdag zeg je: ahja, ben je daar weer. Bij daglicht kun je het aaien. En soms kun je het temmen, trainen en inzetten, om te protesteren.

Onmacht is het gezelschapsdier dat er is omdat en zolang wij mens blijven.