Is er een gevoeliger woord dan dat als je het moet missen? Is er een achtelozer uitgesproken woord dan dat als het vanzelfsprekend voor je is? Thuis. “Hoe laat kom je thuis?” “Ik werk vandaag thuis.” Thuis is je uitvalsbasis, je schuilplek, spiegel van jezelf, primaire verbondenheid.

Ik kom bij mensen die hun huis hebben moeten verlaten, ver weg, soms plotseling. En die nu in ons land dringend op zoek zijn naar een huis om een nieuw bestaan op te bouwen. Tussen huis en huis ligt een wereld, een kloof, diepe pijn. En vooral veel verlies. In hun transittoestand geven wij hun even ademruimte, een steuntje in de rug, wat wegwijzertjes, wat spullen, wat raad. Maar dat enorme verlies van hun echte thuis kunnen we niet opvullen. Dat proberen ze zelf. En dat confronteert met wat thuis is. Elkaar nog hebben. Liefde in elkaars ogen. Elkaars woorden vertalen, aanvullen. De afgedragen schoenen van alle kindjes op een rij naast elkaar in de gang. Thee. Of koffie. Vertrouwd voedsel. Kruiden, geuren. Programma’s op tv uit het thuisland, muziek via de gsm. En in elk transithuis valt mij op: aan de lege muren is er altijd minstens één afbeelding te vinden van het thuisland. Een ikoon. Een kalligrafie. Een landschap. Bergen, bloemen, mooie mensen. Pijnlijk mooi. De schoonheid en de pijn van heimwee, waar geen woorden voor bestaan. Als een venster op thuis.