Daarmee begon het, nu zo’n 40 jaar geleden. Met dit verlangen. Een handvol mensen zag nood. En voelde zich geroepen om die te lenigen. Voedselpakketten. Tweedehands kleding. Menselijk contact. Je moet ergens beginnen. Het PSC ontkiemde en schoot wortel.

Het PSC deed veel. Het leek wel dweilen met de kraan open. De nood bleek niet te stelpen.  De wereld werd er niet beter op. Niet door te dweilen alleen. Ellende is structureel. Nood is onrecht. Hulp werd verzet. Opstaan. Niet pikken. Daar bovenop springen waar anderen het opgeven. Het PSC bleek een beweging. Uniek. Niet te stuiten. Klein misschien, maar groots in lef. Ambetant als een luis in een pels. Lenig. Hoe groter de nood, hoe leniger.

Maak van de nood een deugd. Voelt uitdelen aan als vernederend? Maak er een winkel van (sociale kruidenier). Maken kleren de mens? Maak er werk van (Frakske). Brengen vreemdelingen hun cultuur mee? Bouw er bruggen mee. (vluchtelingenonthaal, vrijwilligers, jongeren, vrouwen). Is administratie een doolhof? Zoek samen je weg. Betekent armoede uitsluiting? Sluit mensen in (Open Huis). Is voor vluchtelingen de weg naar een woonst lang? Geef ze een tussenstop en adempauze (de Woonterp transithuizen). Verliezen kerken hun élan? Geef ze kansen om iets te doen (vrijwilligerswerk).

Altijd in beweging. Het PSC ziet een gat en springt erin. Er ontkiemt iets, dat wordt groot, komt onder de CAW-koepel. Het PSC ziet ergens anders een gat en springt daarin. Er ontkiemt iets, dat wordt groot, en ook dat ontgroeit het PSC. Zoals een boom telkens nieuwe zaden laat vallen en daar zelf niet minder van wordt, maar beter. Groeien is zien groeien. Levendig is lenig.

Dat is het PSC.