Donkere en koude dagen. Donkere en koude tijden. Donkere verhalen ook, in wonderlijk hartverwarmend vertrouwen verteld, zomaar, in een onthaal, bij een tas thee, even apart soms.

Een vrouw die ik wekelijks zie. Haar lijf staat stijf van de artrosepijn: kapotgewerkt. Ze lijkt ouder dan ze is. Ik kwam hier ooit 35 jaar geleden met mijn vier jonge kindjes en geen man, vertelde ze me gisteren. Ik kende hier helemaal niemand, zegt ze, wat moest ik doen. Maar de eerste week hier, ik ging naar een protestantse kerk en ik ontmoette er Maria, zegt ze, en zij nam mij mee naar haar huis en gaf mij zakken met kleren voor mijn kinderen en mij, en vertelde me waar ik voedselpakketten kon krijgen. En Anna van die kerk, zij had een kinderclub waar mijn kinderen mochten komen en waar zij zich thuis voelden. Dat vergeet je nooit hè, beaam ik. Engelen op je pad toen je het het hardste nodig had. Echt hè, zegt ze stralend, dwars door haar pijn heen.

Een man die mij voor de kerst vertelde over zijn relatie met een vrouw die geen nee duldt in ruil voor alles wat ze voor hem doet. Ze terroriseert hem emotioneel. Wat moet ik doen, zuchtte hij gelaten, ik heb anders niemand, ik ben doodsbang om helemaal alleen te staan, dan loopt het finaal slecht met mij af. Ik ben dit allemaal zo moe, misschien kan ik er beter niet meer zijn, ik wil dood. Donkere dagen. Terwijl ik met hem naar buiten wandelde, zei ik nog: misschien is het niet veel, maar ik zou het verschrikkelijk vinden als jou iets overkwam, ik wil je terugzien, wat hoop ik dat je je oude kracht terugvindt om van je af te bijten want niemand is het waard om jezelf ervoor op te geven. Gisteren zag ik hem weer en hij gaf me zonder woorden een omhelzing, alsof hij opgelucht was dat hij het gehaald had. Inderdaad, hij had zijn tong en verweer teruggevonden en stelt nu grenzen, dat maakt wel veel verschil.

Een meisje dat hier op haar 16de alleen naartoe gevlucht is, met alle gevaren en trauma’s vandien, en nu acht jaar later voor het eerst verliefd is geworden, maar bedrogen. Weet je, zegt ze, ik ben uit oorlog naar hier gekomen, vluchten, procedure, huis en werk zoeken, maar door dit heb ik meer stress dan ik ooit gevoeld heb. Hoe is het mogelijk, denk ik inwendig. Maar ze beantwoordt zelf mijn onuitgesproken vraag: ik wil goed en eerlijk zijn en mijn toekomst opbouwen, en ik heb voor het eerst mijn hart geopend en liefde gegeven en nu is daarop getrapt, nu kan ik niet meer vertrouwen in liefde. Dit meisje is bij ons gekend en geliefd door haar warme en gezellige uitstraling, haar humor en lach, maar ook zij heeft haar struggle. Kom, zegt ze dan tegen een ander meisje, en ze vertelt aan mij nog de situatie van dat meisje: afgewezen en dakloos. Zij slaapt bij mij, wat kan ik doen, ik kan haar toch niet in de steek laten, ik weet hoe zwaar het is.

In diepste duisternis is er altijd licht. En dat blijft een wonder.

(Verhalen onherkenbaar gemaakt, maar echt.)