Dagelijks overkomt het me. In de loop van de week stapelt zich dat op. En soms moet het eruit, moet ik zelf stoom afblazen, flink huilen, muziek spelen, mijn hart luchten. Omdat het allemaal zo dichtbij komt. Op en zelfs onder mijn huid. Ben ook maar een mens. En of alles me veel doet, natuurlijk dat. Wat wil je.

Mensen dichtbij. Ze komen zelf dichterbij, als je er tijd en aandacht voor maakt. Mensen met loodzware rugzakken, ongelooflijke levenservaringen in de ogen, moeheid en veerkracht tegelijk in het lijf, oud en jong, al of niet of minder in armoede, een mens is een mens. Ik weet er vaak het fijne niet van, je hoort mensen niet uit, je hoort ze in, je wordt er zelf ingezogen, in wie ze zijn, als ze met zo’n indringende blik pal voor je komen staan en al of niet met woorden iets zeggen wat als een pijl je hart binnenkomt.

Een vrouw van mijn leeftijd met een reeks aan regelrechte catastrofes achter zich en tranen over haar wangen: “Het leven is mooi. … Waarom? Omdat ik geen ander leven heb.”

Een man die zijn leven lang worstelt met het onrecht van de kloof tussen rijk en arm en wat dat doet met zijn zelfbeeld, die mij wekelijks test met scherpe uitspraken, en dan: “Er zou een knuffelservice moeten bestaan voor daklozen. De meeste zijn mannen en als man mag je precies geen knuffel vragen. Maar juist dan heb je dat nodig.”

Een jongere die 14 jaar was toen hij alleen de vluchtroute uit een oorlogsland te voet heeft afgelegd en in onze Jongerenwerking een warme thuis vond, die nu na zoveel jaar aan een bezoekende politicus zijn verhaal durft doen als een echte ambassadeur.

Een vrouw die in de sociale kruidenier minutenlang haar boodschappen en budget tegen elkaar staat af te wegen, – wat kan wel mee en wat niet, wat moet ze terugleggen en wat is echt nodig, – en die als ze naar huis gaat in het passeren wekelijks met een warme handdruk zegt: “Thank you so much.”

Een andere vrouw die we aan een woonst hebben kunnen helpen en in een gesprek haar verhaal schoorvoetend begint te doen en besluit met: “U weet niet hoe belangrijk het is wat jullie doen. Ons land is kapot, in dit land hadden wij geen eigen plek, het leven bestaat uit vraagtekens, we weten niets, maar hier kan ik mijn dingen aan mijn muur hangen, mijn plantjes zetten en muziek luisteren. Thuis.”

Een man die tussen hulpmaatregelen door geen andere mogelijkheid zag dan twee nachten op straat te moeten slapen, die we een overbruggingsregeling hebben kunnen bieden en opgelucht mij vastpakt, alsof hij zich weer mens voelt, want zoiets moet dat wel zijn. Nacht per nacht.

Ik wou dat ik u, lieve lezer, kon meenemen op mijn onuitputtelijk rijke reis, van ontmoeting naar ontmoeting, mens na mens dichtbij. Wat is er mooier dan dat, met alle pijn en tranen erbij. Van mensen word je mens.