Zomaar weer wat mensen rond de tafel samen, verschillend in veel opzichten maar allemaal benieuwd. Want het verhaal gaat verder, dat oude verhaal dat je zomaar in onze tijd herkent.

Het verhaal van vandaag doet ons nadenken over: waar kun je God eigenlijk vinden? We wisselen onze ervaringen uit, ieder heeft wel zijn of haar eigen zorgen op dit moment. “Er is precies toch wel iemand boven mijn hoofd”, zegt iemand. “Ik heb er lang niet in geloofd, en ik heb het er nog heel moeilijk mee. Maar juist nu ik het weer erg moeilijk heb, ontmoette ik iemand die mij vraagt om iets te doen. Nu kan ik toch weer iets betekenen. Daardoor voel ik mij weer sterker, ondanks al mijn verdriet. Zou dat dan toch van God komen?”

“Ik twijfel daar niet meer aan”, zegt iemand anders. “God is er gewoon, ook als ik hem niet voel.” “Maar dat is toch moeilijk?”, reageert haar buurman. “Ja”, vertelt ze verder, “ik heb er ook jaren over gedaan zene, en maandenlang zelfs in een duisternis geleefd, dat is lang, als je elke dag denkt: hoe kom ik deze dag door. Maar als ik terugkijk en als ik zie dat ik er nu nog altijd ben, dan kan ik het niet meer ontkennen. God is er.”

Wáár is God dan? “In ons hart”, zegt iemand die vandaag voor het eerst meedoet en zichzelf bij het voorstelrondje “niet zwaargelovig” noemde. “In ons hart is God om ons kracht te geven en raad als je beslissingen moet nemen.”

“Is God bij iedereen? Zijn er ook mensen of plekken waar God niét wìl zijn?”, gooi ik in de groep. “Nee”, klinkt het stellig vanuit de mond van de vrouw die nu dus schoorvoetend begint aan God te geloven. “Nee, God wil bij alle mensen zijn, niemand uitgezonderd, hoe je ook bent. Ja, zelfs in Auschwitz was God juist bij de mensen die hem dan net zo hard nodig hadden.” En de zware boosdoeners dan? De beulen, de dictators, drugsmaffia en zo? “Daar wìl God ook bij zijn”, zegt iemand, “maar die willen zelf God niet toelaten.”

Een kindergedichtje over “dat God wel overal kan zijn, zelfs op de vuilnisbelt”, – met toevallig net op dat moment van op straat door de open deur het geluid van een passerende vuilniswagen, – en aan het slot ervan: “als God nergens plek vindt, hebben wij nog wel een kamer voor hem vrij”, – dat spreekt iedereen aan. We maken er kopietjes van om mee te nemen.

Hoe zit het dan in de bijbelverhalen met waar God is? Wel, inderdaad, zoals dat kindergedichtje zegt: God wil bij mensen zijn. Heel sober in een tent die met hen meetrekt. Niks geen tempel nee, daar heeft God zelf niet om gevraagd. Hij heeft veel liever dat we onze energie besteden aan doen wat Hij belangrijk vindt: rechtvaardigheid en liefde. Maar die koningen hè, die wilden toch zo graag een mooi gebouw om beroemd mee te worden. Typisch toch.

Vandaag lezen we over een groots evenement: de beroemde koning Salomo heeft een prachtige tempel gebouwd voor God en wijdt die nu in met alle mensen en rituelen erop en eraan. Hoogtepunt in de geschiedenis, zou je zeggen. Salomo zelf is er diep van aangedaan en spreekt voor al dat volk een superlang gebed uit. Hij zegt daarin wel tien keer “luister alstublieft” tegen God, alsof hij er zelf aan twijfelt. Maar nu heeft God tenminste een paleis. Alhoewel, terwijl hij aan het bidden is, beseft hij ook wel dat God nog groter is dan die enorme tempel. Dat God in de hemel woont. Is het dan toch voor niets geweest, zijn grootse bouwproject?

God geeft antwoord. Hij komt Salomo tegemoet. “Oké, Salomo, ik zal in de tempel komen”, antwoordt Hij (alsof hij bezoekjes gaat brengen), “maar onthoud dat als jullie niet meer leven op de manier zoals ik heb bedoeld, dat er van al dit prachtige gedoe enkel nog maar een hoop stenen overblijft.” Wauw. Die Bijbel toch: alle godsdienstigheid wordt kritisch bekeken. Verderop in de Bijbel zijn daar ook straffe teksten over: zorg liever dat je met je levensstijl en zelfs je lichaam en al je inzet een soort geestelijk thuis voor God en anderen wordt. Door rechtvaardigheid en liefde te beoefenen. Dan is God pas gelukkig.

We lezen tot slot dat kindergedichtje nog ‘s. Zo eenvoudig. Allemaal een beetje stil geworden nemen we ons precies voor om God bij ons zelf uit te nodigen. Daar komen God en wijzelf samen van tot rust. Midden in al ons verdriet.

(Foto: Peter Kouijzer)