“Ze organiseerden een wandeling”, vertelt ze me. “Ik zat daar niet op te wachten, ik ben te voet gevlucht, heb genoeg gestapt in mijn leven. Maar je moet toch wat. Ik kan ook niet op vakantie en ik wil mensen ontmoeten.” Ze is hier al tientallen jaren, maar nog altijd zonder papieren en ze kan niet terug. In haar herkomstland was ze universitair docent. We hebben regelmatig gesprekken op niveau. “Een wandeling dus. Door de stad. Ik kreeg er al spijt van. De anderen in de groep wilden andere dingen zien dan ik. Ik kan het niet helpen, ik heb gewoon andere interesses. Ik voelde me eigenlijk eenzamer tijdens die wandeling dan als ik alleen thuis ben. Dan weet ik tenminste dat ik alleen ben. Ik heb niemand. Niemand met wie ik echt kan praten, samen nadenken over het leven en de wereld en het geloof. Ooit was er een man die naast mij kwam zitten, zoals jij nu, en die tijd nam om naar mij te luisteren. Wat was dat een wonderlijke ervaring. Het bestaat dus wel, maar het is zo zeldzaam.” Ik kijk haar stil aan en zeg zacht: “ja, kostbaar is het als je dat meemaakt.” “Ja”, beaamt ze stil, “kostbaar, inderdaad.”

In haar hoor ik de eenzaamheid die ik vaker ben tegen gekomen. Eenzaamheid doet zich voor in allerlei vormen en gedaantes. Intellectuele eenzaamheid is een heel moeilijke, pijnlijke. Alsof je jezelf kwijt raakt.

“Als ik mijzelf niet kan delen”, voegt ze nog toe, “raak ik uit balans. Laatst wreef iemand over mijn arm, ze had medelijden met mij. Ik werd boos. En dat begreep ze ook niet. Als ik niet dat beetje zelfrespect kan bewaren, dan ben ik enkel bezig met overleven, en dat wil ik niet. Dan verdwijn ik helemaal en hoeft het leven niet meer.”

We zitten stil aan een tafeltje, tussen allerlei drukte van mensen in. “Dank je wel”, zegt ze alleen nog.