Op weg naar BZN Kansenhuis/Filet Divers, zoals nu wekelijks. Ik ben er graag. Gewoon bij mensen zijn, hun realiteit meemaken, naar hun verhalen luisteren. Ze komen voor de sociale kruidenier, of om op de computer te zoeken naar werk of een woning of andere info, of voor raad, even op de hometrainer, of zomaar om onder de mensen te zijn bij een gratis tasje koffie of thee en een warme glimlach. Het is er altijd een komen en gaan, elke week anders. En voor mij elke keer een confrontatie. Met armoede. Met moeite van bestaan. Met zware rugzakken vol pijn en met lege, nog te vullen caddy’s.

Hoe hartverwarmend ik het ook elke keer ervaar, de sfeer daar, en het snelle vertrouwen dat je er krijgt voor hele levensverhalen – telkens moet ik even moed verzamelen als ik op de fiets stap op weg daarnaar toe. En ook ter plekke als ik rondkijk en nieuwe contacten leg en mensen aanspreek. Juist vanwege al die pijn en moeite die mensen er meedragen.

Vandaag krijg ik het er koud. Ik heb me te licht gekleed, het natte najaar kruipt in de stenen en in mijn lijf. Of voel ik me verloren? Welk verhaal heb ik zelf?

Een vrouw heeft een dreinende dreumes op schoot. Ze moet langer wachten dan normaal; het is vandaag heel druk omdat het solden zijn in het kledinghoekje. Ze vertelt me dat ze er voor het eerst is en niet weet hoe alles hier werkt. Ik raad haar aan om haar vragen te stellen bij het onthaal en bied haar aan om ondertussen haar dreumes op schoot te houden. Met alle plezier. Mijn kinderen zijn al groot en kleinkinderen heb ik niet; ik ben zot op kleine hummels. Zijn lijfje voelt warm en ik krijg meteen een stralende lach van hem. Het dreinen is vergeten, hij steekt zijn minivingertje tussen mijn lippen en ik maak gekke geluidjes.

Weer ondervind ik, dat ik evengoed als iedereen warmte van anderen nodig heb in deze koude wereld en dat die van ieder medemens kan komen, hoe klein ook.

Met een glimlach op mijn gezicht stap ik mijn fiets op naar huis.