Het is avond na een paar snikhete dagen. Ik laat de afkoeling binnenkomen via wijd open ramen. Ondertussen doe ik mijn afwas en door mijn keukenraam spoelt het straatlawaai zó overvloedig over me heen dat het lijkt of ik er midden tussen sta in plaats van op het tweede verdiep.
Ik woon midden in wat nu heet “een aandachtswijk”. Er is de voorbije weken zoveel gebeurd dat de stad in actie schiet met “bestrijding van overlast en verhoging van de leefbaarheid”. Met “doelgerichte aanpak”, “structurele maatregelen” en “gecoördineerde samenwerking”. Met “in kaart brengen”, een “actieplan”, “programmaleider” en “wijkcoördinatoren”. Dat is wat ze bedoelen met “aandacht”. Het is een reactie op allerhande geweldsincidenten, tegen daklozen en andere onschuldige burgers, maar ook onderlinge vechtpartijen.

Wat ik hoor door mijn keukenraam is geen geschreeuw en gevecht. Ik hoor terrasgebabbel, scheurende auto’s met luide muziek en joelende kinderen en jongeren. Als mensen hier genieten doen ze dat luidruchtig. Het is hier nooit saai. De bakker, de supermarkt en het restaurant maken lange dagen, er wordt hard gewerkt en de klanten zijn tevreden, ze blijven bij elkaar rondhangen op straat.

Terwijl ik mijn afwas doe, denk ik na over “aandachtswijk”. Deze wijk eist aandacht op met al dat lawaai. Je kunt er niet naast horen. Haar bewoners zijn duidelijk aanwezig. Natuurlijk soms irritant als je wat rust wilt. Maar wat is er mis met rumoerigheid als mensen zich amuseren. Met dat soort aandacht zit het al goed.
Wat minder vanzelfsprekende gepaste aandacht vergt, kun je niet horen, zit achter de gevels, onderhuids. De stad spreekt van “hoge bevolkingsdichtheid, veel verhuisbewegingen, huisvestingsproblemen, sociale ongelijkheid en problematiek rond onwettig verblijf”, en “verhoogde kwetsbaarheid op het vlak van onderwijs, werk en gezondheid” als criteria voor die verhoogde aandacht. Maar hoe dan? Hoe heb je daar aandacht voor? Natuurlijk inderdaad structureel en samen. Maar ook samen met de mensen zelf?

Zoals die ineengebogen vrouw die ik deze week sprak, stilletjes op een bankje. “Ik ben al 31 jaar in België, zonder papieren. Ik ben te oud om te werken, ik heb geen geld of kracht om terug te gaan, ik heb niemand daar en niemand hier.” Deze vrouw zorgt natuurlijk niet voor overlast, eist geen aandacht op. En die man die elke dag rondhangt op de stoep tot de sociale voorziening opengaat waar hij kan douchen, – om dan weer een hele dag door de stad te dolen. Ook hij doet geen vlieg kwaad. Verdient hij geen aandacht? Het is toch ook zijn wijk?

Deze wijk is van ons, van àl die mensen met wie ik samenleef, luid of stil, mensen die ik her en der tegen kom en soms wat aandachtiger spreek of even vergezel. Mijn wijk van aandachtsplekken en -momenten. De wijk die als geen ander mij continu leert wat dat eigenlijk is: aandacht. Die mij elk “plan van aanpak” afleert, mij elke slogan en typering in de mond doet besterven, die mij leert zwijgen en luisteren en nooit in routine laat belanden, nooit laat verslappen. Die mij letterlijk en figuurlijk wakker houdt. Mijn aandachtswijk.

(Foto: Fotografencollectief Brandpunt23)