Een lome dag. Ik zoek wat groen op, dicht bij huis. Rondje wandelen, op het gemakske, met op mijn gsm mijn fotocamera èn de vogelidentificatie-app bij de hand. Zalig. Zomaar op één plek zo’n 15 soorten bijeen in een vredig concert. Ik voel mij gelukkig.

Al slenterend en luisterend passeer ik een man op een bankje; ik knik gedag en loop verder. Maar zijn blik blijkt mij te volgen. We zijn door elkaar geïntrigeerd precies. Hij ziet eruit als een dakloze, maar dat weet je nooit. Het valt me op dat hij blootsvoets is en aan zijn ene voet wrijft. Hij merkte blijkbaar mijn tattoos op mijn benen op, van een boom met wortels en van klaprozen. Ik loop terug naar hem en vertel hem over de vogels hier, maar hij zegt meteen: “Wortels. Jouw tattoos. Ik heb pijn aan mijn voet, maar dat is ingebeeld, zeggen ze. Ik kan het niet uitleggen wat ik voel. Soms is het alsof mijn voet aan de grond blijft plakken. Vooral op harde grond. En dat hij breekt als ik me probeer los te trekken.” “Ben je van Gent?”, reageer ik op zijn tongval. Inderdaad. Ontworteld dus hier. Iets met zijn moeder die hier woonde, en omzwervingen in zijn leven, en huisvesting die hij heeft kunnen krijgen, tussen ex-gedetineerden en verslaafden. Nooit rust in het gebouw, iedereen met kolder in de kop die er soms luidruchtig uitkomt. Hij hoort zelf ook vaak stemmen.

Liefst zou hij in het groen wonen, in een tent, één met de natuur zoals bij de Indianen. Als kind werd hij gepest en dus schreef hij verhalen, over een jongetje dat in het riool leefde met de ratten, of over een vlinder met twee verschillende vleugels die daarom gepest werd. Hij heeft ooit geprobeerd om die te laten uitgeven, maar hij kreeg ze niet gefocust op papier. Al die stemmen in zijn hoofd.

Hij wijst op zijn versleten trui. “Dit heb ik gemaakt”, gaat hij verder. Het logo van de kikker van “Rainforest Alliance” in het groot erop. “Mooi hè.” Toch even een zweempje trots. Ik vind het inderdaad mooi. “Kinderen vinden het ook mooi, maar volwassenen bekijken mij vreemd”, vervolgt hij. “Ik pas niet in deze samenleving, hoewel ik echt wel probeer.”
Een ontwortelde, onrustige ziel, die zoveel meer rust zou vinden tussen het groen, maar geen grond onder de voeten vindt die niet pijn doet. En die dus niet kan springen.

“En jij?”, vraagt hij mij. “Ben jij gelukkig?”