“Ja klopt, ik ben naar de kapper geweest”, beaamt een dakloze mij. “Als ik er onverzorgd uitzie, word ik gelabeld als zwerver en als ik er verzorgd uitzie zeggen ze dat ik toch kan gaan werken.” “Ja, zo word er altijd over je geoordeeld hè”, bevestig ik. “Ja, maar ja”, wijst hij onmiddellijk naar een afbeelding van Jezus: “dat hebben ze met de Here Jezus ook gedaan, en met Johannes de Doper. Die at sprinkhanen en liep in kamelenhaar en ze zeiden dat hij bezeten was. En van Jezus ook. En Hij at met hoeren en kwam op feestjes met allerlei mensen en ze hadden daar ook hun oordeel over klaar. Dus ja.”

Een andere dakloze, een beetje aangeschoten, zegt: “wat hebben ze met Jezus gedaan, ze wilden niet naar hem luisteren, hebben hem aan het kruis genageld en vervolgens vieren ze elk jaar zijn verjaardag met een kerstboom.”

Weer een ander zit er als een vleugellamme vogel bij. Hij heeft pijn in zijn hand, in zijn been, en gedronken. Hij kan nogal een kwade dronk hebben, weten we. Dan kan hij zomaar uitvliegen. Maar hij mag altijd terugkomen. “Een vrouw heeft mij een maaltijd aangeboden”, zegt hij met een snik. Ik weet dat hij zichzelf een piece of shit voelt. “En mijn zoon maakt zich zorgen om mij.” Hij zendt een dankbare bidkushand naar het kruisbeeld.

Theologie van de koude grond, kun je zeggen. Dit allemaal in een uur tijd. Ja, in een kerk, tijdens een inloop van dak- en thuislozen. Maar ook bij de gevluchte jongeren, bij ouderen met armoede-ervaring, bij klanten in de sociale kruidenier komt God, Jezus, Allah spontaan veel ter sprake. En ik vind dat geen gezever. Koude grond ja, maar daar leeft dit nu eenmaal, want daar ben je op jezelf teruggeworpen, ontdaan van waardigheid. Net als Jezus.

Zulke uitspraken slaan wat mij betreft eerder de nagel op de kop dan honderden theologieboeken.