Antwerpen lag open, de voorbije maanden. Er is hard gewerkt. Soms moest je langs andere wegen om die bouwwerven heen fietsen naar je bestemming. Momenteel krijgen de nieuwe leien steeds meer vorm. Dit zal voor het verkeer op wielen in elk geval een opluchting zijn; of het dat voor het menselijk verkeer zal zijn, is af te wachten. Menselijk verkeer heeft bankjes nodig en bomen en zachte grond. Maar dat alles lijkt eerder af dan toe te nemen.

Ik blik terug op een intens werkjaar, met eveneens veel figuurlijke bouwwerven en omleggingen. Ik moest ook figuurlijk soepel nieuwe routes zoeken. Soms ging ik onderuit en dat deed pijn, maar je krabbelt wel altijd weer op. Mijn grote vraag was voortdurend: hoe bouwen we aan deze stad? Welke bouwstenen zijn nodig en wat vormt het cement? Wie bouwen er mee? Wie mogen er ontwerpen?

Ik hou van deze foto. Die focus van dat jochie. Hij neemt alle tijd en aandacht voor het cement. En hij ziet wel waar hij uitkomt met die stenen. Ze zijn misschien niet gestapeld zoals het hoort volgens de regels van het vak. Maar hij legt er zorg in.

Laatst zag ik dat cement tegenwoordig gespoten wordt, een machinaal streepje tussen zielloze blokken beton.

Alles in mij is verzet daartegen. Tegen machinaal lijmen. Ik mis ambachtelijk cement, met zorg aangebracht en duurzaam verbindend. Ik mis bankjes, bomen, zachte grond. Dat alles wordt juist weggedaan en vervangen door zogezegde efficiëntie. Efficiëntie voor wie eigenlijk? Ik ben daar heel boos over. Maar ik ben te klein, zoals dat jochie. Ik kan er geen bulldozer tegenaan gooien, tegen die verharding. Dat is ook niet de manier, dat zou meer van hetzelfde zijn. Nee, ik neem een voorbeeld aan het jochie en ga op mijn hurken zitten. Aandacht, zorgvuldige traagheid. Die zijn wat onze samenleving werkelijk bijeenhoudt.  Elk uur trage aandacht is mijn vorm van verzet, mijn maatschappelijk engagement. En dat van velen. Zo wordt er echt een stad gebouwd.